Afgelopen week heeft de jury van de Eerste Oosterparkprijs zich beraden over de tien inzendingen die zijn genomineerd voor deze nieuwe literaire prijs. Daarbij werden wij – Joyce Roodnat, Arie Storm en ik – meteen getroffen door het hoge niveau. Meer dan de helft van de inzendingen zou zeker voor de prijs in aanmerking zijn gekomen, als er niet zoveel sterke concurrentie van anderen was geweest. De verhalen wisten stuk voor stuk Amsterdam Oost haarscherp tot leven te wekken. Veelal de mensen die we geneigd zijn over het hoofd te zien, in onze kleine bubbel van gelijkgestemden, kregen hierin een stem.
Zoals de jonge moeder Hala in het verhaal Vluchten van Reineke Schermer, die in een nieuw land meteen een groot verlies te verwerken krijgt. Of de jongens, ik citeer, ‘die pas laat gaan slapen / voetballend langs de rafelrand / en van het veld hun eer afschrapen’, in het gedicht Reitzstraat van Marije van Doodewaard.
Met het verhaal ‘Petfles’ schreef Joost van Tilburg subtiel op hoe het is om op te groeien als kind van ouders die afkomstig zijn uit verschillende culturen. Daar wordt nogal nuchter mee omgegaan: ‘Ik las regelmatig verhalen over mensen met een andere achtergrond die dan hun wortels willen vinden. Ik niet. Ik wilde mijn kont gewoon afvegen met wc-papier.’ Petfles stond daarom in onze favorietenlijstjes.
De jury werd geraakt door Jouke Turpijn en zijn aangrijpende essayistische verhaal ‘Voor op de fiets’, over een vader die met zijn autistische zoon Raúl langs de Weespertrekvaart fietst. De auteur blinkt uit in aforismen: ‘Fietsen is vooruit kijken en weten wat er voor ons ligt.’
Het unheimliche verhaal Amstelstation van Miriam Verrijdt, waarin een meisje en haar vriend na het passeren van de laatste metro op het Amstelstation afdalen naar het spoor, bleef nazinderen. We vermoeden dat er veel meer aan de hand is dan wat de schrijfster ons heeft prijsgegeven. ‘Ik ben helemaal niet bang!’ roept Elsa. ‘Echt helemaal niet. Gek he?’
Ook Arjen de Wit raakte een snaar met zijn verhaal Letters. Het spel met de letters van het gedicht vonden wij een mooi literair gegeven, dat het verlangen van de moeder naar een zoon, door het spaarzame vrijgeven van de letters, ook op de lezer overbrengt.
‘De Burgemeester’ van Derk Fangman stond opvallend hoog op onze lijstjes. Zijn verhaal over de rauwe maar zachtmoedige Robbie en zijn pa viel op door een uitgekristalliseerde stijl en grote vaardigheid om binnen één zin een verrassende wending aan te brengen. ‘Robbie woonde op vierhoog en om de twintig minuten werden alle asbakken verzameld en buiten het raam omgekeerd.’
Lang hebben we gediscussieerd over het weemoedige verhaal ‘Vanaf een balkon’, van Anne Schepers, dat beschrijft hoe iemand na het zwemmen in de Amstel lange avonden met haar beste vriendin op een balkon doorbrengt in het smalste straatje dat de Weesperzijde met de Wibaustraat verbindt. Anne Schepers schreef daarmee het meest poëtische verhaal van de tien, waarin ze op verschillende manieren tot aan het meditatieve slot aan toe het thema herhaling en verandering benadert, in de rituelen waarmee je de vaak lastige werkelijkheid te lijf gaat.
We hebben elkaar tijdens het jurydiner in Restaurant Merkelbach zinnen uit dit mooie verhaal voorgelezen, elke zin was weer even goed, en dan moesten we aan Patrick Modiano denken en vroegen we ons hardop af: zullen we haar dan maar…
Ook het lange prozagedicht Dappermarkt van Lila Payens vonden wij eigenlijk te goed om zonder prijs terug te leggen. Zij moet niet zoveel hebben van het traditionele verhalen vertellen. Met een zelfverzekerdheid die de ware schrijfster verraadt schetst zij, als een beat poet, in korte fragmenten het leven in een huis aan de rand van de Dappermarkt. Rauw, vervreemdend en herkenbaar tegelijk.
Maar, zoals gezegd, slechts één van de tien nominaties mochten wij de prijs geven. Daarom kwamen we tegen middernacht na veel wikken en wegen tot de conclusie dat het verhaal van Sacha Voogd ons het beste leek. In ‘Nieuwbouw’, dat wij uit volle overtuiging de Eerste Oosterparkprijs toekennen, vonden wij het knap hoe de auteur je meteen vanaf het begin meeneemt naar een van de nieuwste buurten van Amsterdam Oost. Citaat: ‘Lijn 26 snerpt over de brug. Het geluid snijdt door haar botten, net als de wind die hier altijd waait.’
De rest van het verhaal bleek even effectief geschreven. De hoofdpersoon begint als een eenzame immigrant en ontwikkelt zich in enkele pagina’s tot een vrouw die haar dromen najaagt, bijstelt en ook nog eens unverfroren moeder wordt – Nieuwbouw, wat je zegt!
Voogds kracht is ook dat ze verschrikkelijke ervaringen op een heel subtiele manier onder woorden weet te brengen, in observaties die een waar begrip van haar personage tonen. Het is een kort, klein verhaal, nog geen duizend woorden lang, maar toont bijna een heel leven.
Ja, vinden wij: dit is echt héél goed.
Sacha Voogd, gefeliciteerd!